Zoeken in deze blog

zaterdag 4 juni 2016

Rode rotsen, rood asfalt en verhitte hoofden

“Hier! Even ruiken!” Ik sta bij de rozenstruiken naast het pad tussen kantine en parkeerplaats van River Lakes, de golfbaan in Bakersfield (Californië), en buig voorzichtig drie witte rozen richting onze neuzen. “Hmmm, lekker!” Hoe lang is het wel niet geleden dat we de geur van bloemen mochten opsnuiven? En wat roken we dan in plaats daarvan? Wel leuk om zo naar de afgelopen dagen te kijken, maar eerst nog even dit: het is ook heerlijk dat we hier, op River Lakes, kunnen overnachten. We zijn vanochtend vroeg uit de ‘Valley of Fire’, in het zuidwesten van Utah, vertrokken, over de IS 15 langs Las Vegas gesneld en daarna verder richting het westen door de Mojave Desert.
Bakersfield is een mooie opstap naar Sequoia National Forest. En hopelijk is het daar wat koeler. Want de huidige temperaturen in het zuiden van Utah en Nevada zijn aanleiding om deze reis niét door Death Valley te rijden en niét opnieuw Las Vegas te verkennen. Als je mazzel hebt is tot tien uur ’s ochtends nog net onder de dertig. Overdag ontkom je niet aan een graad of vijfenveertig. Je wilt niet eens wéten hoe hoog de temperaturen dan in Death Valley zijn.

Terug naar de geuren van de afgelopen drie dagen en de vraag: hoe rook die rode wereld in Red Canyon, Zion en de Valley of Fire eigenlijk?


Red Canyon en de SR 12...

De geur van Red Canyon, waar we na Bryce zijn gestopt, is wat mij betreft een mix van dennen en brandstof. Je ruikt, en hoort, op de eenvoudige trail door dit rode rotslandschap steeds het verkeer op de SR 12. We hadden helaas geen tijd voor een lange trail, want de stank van te lang gebruikte handdoeken, gore t-shirts en vuile shorts was namelijk al dagen niet meer te harden J. Ergo, ’s middags móest er gewassen worden. Dat werd RV-park ‘Paradise’ even boven Panguitch aan de US 89. In de laundry is het druk en de rest van de dag vult mijn neus zich vooral met de stoffige geur van draaiende droogtrommels. Die van de vochtige wasmachines valt er bij in het niet…


Paradijs in een leeg landshap...

Zion National Park is een complete afknapper. Het rode asfalt in het park heeft wel iets speciaals, maar het rook er verder vooral naar ménsen, héél veel en héél warme mensen. 


File rijden in Zion
“Niet te geloven! Dit is echt een pretpark geworden.” “Ja, wegwezen!” We rijden door naar een kleine campground bij de Lava Point Lookout in het uiterste noorden van Zion. Daar heb je, op 2365 meter hoogte, een lekker koel én indrukwekkend uitzicht op het hele Colorado Plateau. 


Virgin River in Zion
Zowaar zonder andere mensen op de foto...
Gezeten op de laatste vrije stek, tussen de espen en de dennen vraagt mijn lief: “Wat weet jij nog van Zion?” “Dat we met z’n allen in een groene pool hebben gezwommen, dacht ik. En dat er nog wel een paar andere mensen in het water waren….zoiets…” “Maar geen files op de SR 9 hier naar toe en geen overvolle zwetende shuttlebussen met huilende kinderen door de canyon naar trailheads en processielopen!!!” “Nee,  maar dat geldt ook voor dat dorp waar we daarna doorkwamen, Springdale. Helemaal afgestemd op het verwerken van zo veel mogelijk Zionbezoekers in zo kort mogelijke tijd. Vreselijk!”…


Lava Point met dennen en espen

De geur van de Valley of Fire, in het uiterste Zuidoosten van Nevada, blijft voor mij eeuwig verbonden met de limoenen van Robert Van Orden. Robert zoekt contact vanwege ons Nederlandse kenteken, gaat aan de overdekte picknicktafel zitten en perst met z’n handen heel veel limoenen uit boven z’n waterfles. “Mijn voorouders komen uit Europa. In 1623 vluchtte de zwangere maîtresse van die slechte Lodewijk de Dertiende naar Nederland en twee jaar later ging ze met haar kind op de boot naar Nieuw Amsterdam. Dat was dus mijn over-, over-, overgrootmoeder. Ik ben op weg naar mijn ouders in Utah. Het zijn Mormonen en daar heb ik niks mee, maar toen in door Egypte reisde begreep ik de Moslims wel heel goed; ook zo’n gesloten manier van denken. En ik woon bij Redwood, in het noorden van Californië. Dus als jullie daar zijn, moet je zeker langskomen. Ik  verbouw ook weed. Vorig jaar zeventig kilo geoogst. ” Wij hebben alleen twee maaltijdsalades in de aanbieding, dus een uitnodiging om mee te eten zit er helaas niet in. “Wil je ook een rood wijntje?” “Halfje graag.”. Even later gaat Robert op zoek naar campinggasten die bier drinken. We kijken elkaar aan: “Is dit een fantast? Of is het een waar verhaal?” De volgende ochtend ligt er een briefje met z’n telefoonnummer op de tafel: ‘Home on June 22nd. Call me if you can visit.’ Mét telefoonnummer…


Restbooms in stijl...
De ranger van het Valley of Fire Visitor Center bezweert ons de volgende ochtend écht geen hikes te doen met de huidige hitte. “En je kunt ook van dit bijzondere landschap genieten als je alleen de ‘White Domes Road’ volgt. Dat is bijna zes mijl met veel parkeerplaatsen waar je ook heel veel ziet.” Ik krijg ook nog een knalgele flyer mee over hoe je uitdroging kunt herkennen. 


Lijkt maar een klein beetje op wat we graag willen zien....
De veelkleurige rotsen waarvoor we speciaal naar dit park zijn gekomen? Blijkt in werkelijkheid maar één bijzonder exemplaar te zijn en alleen maar te bereiken na drie kwartier hiken vanaf het eindpunt van de ‘White Domes Road.’ Pffff, doen we niet, het is al heet genoeg…


Veel te warm...
Blijft de vraag: je bent getriggerd door foto’s van rotsen met lagen in bijna alle kleuren van de regenboog, het blijkt in de praktijk één rots te zijn en die is sowieso al beperkt toegankelijk, laat staan met de huidige hitte, heeft het gevoel ‘bedonderd te zijn’ dan ook een specifieke geur behalve dat het toch een beetje stinkt…..?!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten