Zoeken in deze blog

woensdag 24 februari 2016

Nola II: Po-boy en alligatorbites

“Er zit een Starbucks aan Magazine Street, aan de rand van het Garden District waar we vandaag naar toe gaan. Handig!” We hebben allebei ongelooflijke zin in een echte espresso en tot op heden vinden we die alleen maar bij Starbucks. Plus: ik wil weer even wat columns posten, ook hoog tijd.

We kunnen de auto bij S. laten staan en wandelen allereerst naar het enige openbare kerkhof in New Orleans ofwel Nola: Lafayette Cemetery No.1. Bijzonder? Tot nu toe hebben we alleen nog maar kerkhoven in het open veld gezien met alleen plastic bloemen in vaasjes als markering, dus ja, in die zin zijn deze klassiek Franse familiegraven, dicht op elkaar gepakt aan smalle laantjes, uitzonderlijk. 


Laantje op Lafayette...
Maar als je Père-Lachaise kent of andere Parijse kerkhoven, dan komt Lafayette je gewoon erg bekend voor. 
Er is geen register aanwezig, dus er vallen helaas geen graven van bekende personen op te sporen. Beetje dom dat we net bij Starbucks niet even hebben online hebben gekeken of dat misschien wel het geval is…

Aan de hand van de folder ‘Take A Streetcar To…Commander’s Palace and a Walking Tour of the Garden District’ wandelen we langs de huizen uit het begin en het midden van de 19de eeuw met wel twintig tot dertig kamers omringd door groene tuinen met dikke heggen of ijzeren hekken. Ze zijn gebouwd in opdracht van de overwegend protestantse ‘the Americans’ die hier na de Louisiana Purchase van 1803 uit het noorden naar toe zijn getrokken. De Louisiana Purchase staat voor de verkoop van het zuidelijke deel van deze staat door de Spanjaarden aan Noord-Amerika.
De eerste, Franse en Spaanse, bewoners, die New Orleans altijd hebben beschouwd als de meest noordelijke stad van het Carribische gebied en zich trots Creolen noemen, praten inderdaad over ‘the Americans’. Creolen voelen zich geen Amerikanen.


Vrolijke Creoolse huizen...

 “Vind jij het nou móóie huizen?” “Nee, eigenlijk niet. Beetje zoals het gebouw van het Museum of Art: vooral groot en ook ongenaakbaar eigenlijk.” “Laten we de andere kant van Magazine Street verkennen.” Dat blijkt een goed idee. Hier lopen we tussen de kleurrijke Creoolse huizen, én we spotten een local restaurant, Parasol’s, waar ze po-boy serveren, Frans stokbrood met gefrituurde garnalen of oesters, of gewoon met beef, waar je maar zin in hebt. Alleen al vanwege de geschiedenis wil je die een keer hebben gegeten. Het verhaal wil dat Benny en Clovis Martin, twee broers die samen een restaurant zijn begonnen na een poos ‘streetcarconductor’ te zijn geweest, aan ex-collega’s tijdens een lange staking gratis van sandwiches uitdeelden. We hebben het over 1929. De stakers heetten ‘poor boys’ en al snel kregen de sandwiches dezelfde naam. In dialect klinkt dat als po’boy.
We klimmen de trap van Parasol’s op, stappen een kleine ruimte binnen waar gelijk groen-witte plastic tafelkleden alle aandacht vragen, en lopen naar de hoek waar je kunt bestellen. Ik kies voor een po-‘boy ‘Fried Shrimps’ en Clemens ook. Terwijl ik naar een vrije tafel loop, want het is best druk, bedenkt Clemens zich. “Ik heb alligatorbites besteld. Ben benieuwd!” 


Links alligatorbites
Die blijken heel erg mals en smaakvol. De garnalen zijn dat ook. Ik ben niet van de frituur, maar zoals ze hier die garnalen van een super dun en licht verteerbaar jasje voorzien: heerlijk! Bijgevolg eet ik er teveel van. Dat wreekt zich later op de dag…

Het idee is ’s middags alvast het French Quarter te bezoeken en uit te vinden wat we verder echt willen zien. We melden ons bij het New Orleans Jazz National Historic Park aan voor een rondleiding de volgende dag over de ‘Origins of Jazz’ en er zou vanmiddag een openluchtconcert zijn heb ik ergens gelezen. Dat klopt en het is nog veel leuker dan ik dacht. Onder de titel ‘Making a Jazz Gumbo’ luisteren en kijken we een uur lang naar Dianne Honore, een telg uit een familie van Creoolse kokkinnen, en nu ook historica. Zij vertelt hoe je een echte gumbo maakt, gebaseerd op ‘the holy trinity’: uien, selerie en knoflook. In de zomer gaat daar okra bij, maar nu alleen kip. De muziek is in handen van Richard Scott en zijn jazzband. Scott zelf speelt piano/keyboard, de anderen respectievelijk trombone, tuba en een heus ‘washboard’. 


Jazzconcert in French Market mét washboard
In de loop van het uur loopt er een man langs die een tamboerijn oppakt en lekker mee blijft spelen. Even later stopt een jonge vrouw  bij de band om een van de leden gedag te zeggen. Ze laat zich verleiden om even voor ons te zingen. Blijkt een studente ‘zang’ aan het Peabody Institute in Baltimore. Hé, kennen we!

We hebben de gumbo niet meer geproefd: om vier uur verliep de parkeerkaart. Onderweg naar de parking zeg ik tegen Clemens: “Ik vond het heel leuk dat concert, maar ik voel me hier wel voor het eerste een echte toerist.” Mijn lief heeft dezelfde ervaring. Het gevoel zakt trouwens snel als we weer richting Statepark rijden.

Rest me nog te vertellen waarom we het advies ‘Lunch at Commander’s Palace’ zelfs niet hebben overwógen: daar zijn jeans niet welkom en dienen heren een jasje te dragen! Kom zeg, er zijn echt grénzen...


Geen opmerkingen:

Een reactie posten