Zoeken in deze blog

donderdag 31 maart 2016

Aluminium & betonnen dozen plus een prettig gesprek over politiek

Marfa is de plek die Donald Judd, een van Amerika’s minimalistische kunstenaars, in 1980 weet te verleiden om een voormalige militaire basis op te kopen, de gebouwen te restaureren en er zijn ideale woon- en werkterrein van te maken.
Marfa ligt op het kruispunt van de US90 en US67 in Texas, maar wat Judd inspireerde is vooral het immense vlakke land van wat in 1880 als ‘railroad water stop’ op de kaart is gezet.


Voorportaal van de eerste loods
Hoewel geen fan van Donald Judd wil ik de permanente tentoonstelling van honderd aluminium ‘dozen’ in de grote loodsen waar ooit militaire jeeps en vliegtuigen werden gemaakt, toch zien. En ook die zestig betonnen ‘dozen’ op de velden naast de loodsen wil ik ‘proeven’. 


Zes op een rij...

Ik noem ze ‘dozen’, maar dat komt vooral omdat de maat van alle stukken identiek is. De aluminium varianten zijn 41 x 51 x 72 inch (102,5 x 127,5 x 180 cm). De brochure van het museum vermeldt de dikte van de aluminium platen niet, maar ik schat ze op 125 mm. De betonblokken buiten meten 2,5 x 2,5 x 5 meter. De platen zijn 25 centimeter dik, lees ik. In feite zijn alle ‘dozen’ aan één of meerdere kanten open…Je mag binnen geen foto’s nemen. Dat belemmert het mijmeren later op de dag…


Binnen fotograferen mag niet. Krijg je dit...
Dwalen door de loodsen en ook de wandeling over de velden heeft bij mij in elk geval niet het effect waar de ‘untitled’ stukken op mikken: ‘exploring the relationship between art, architecture and the land’. Werkt het materiaal tegen? Koud aluminium en keihard grijs beton? Ik ken een houten ‘doos’ van Judd, met een ‘ingezakte’ bovenkant. Dat hout voelt warm…We missen eigenlijk een uitgebreide introductie op wat je ziet en nog meer kunt zien. Maar ja, dat was zeker in de tijd van Judd ‘not done’…

De volgende stop is een andere ‘attractie’ van Marfa. Je schijnt hier in de schemering schitterende lichten aan de hemel te kunnen zien en bij het ‘Mistery Ghost Lights Viewing Center’, zo’n acht mijl naar het oosten langs de US90, kun je gratis staan. Handig en wellicht ook bijzonder?

Bij het ‘Viewing Center’ parkeren we achter een grote camper uit Michigan en het klikt al snel met Jim en Bertie. Na zonsondergang klimmen Jim en Clemens gewapend met verrekijkers en camera’s op het dak van hun camper. Ondertussen verbazen Bertie en ik ons over de enorme hoeveel auto’s die hier aankomen. Mensen lopen met picknickmanden het veld in. Uit een bus stapt een heel gezelschap met meiden in warme jassen, maar wel op modieuze dikke hoge hakken. Je gaat denken dat er écht iets staat te gebeuren!
Een half uur later komen Jim en Clemens naar beneden. “You can sell this picture in town and make money!” grijnst Jim. Clemens heeft een foto van, denken we, een ranch in de verre verte met het buitenlicht aan. Niks kleurrijke lichten aan het firmament…


Mysterieus licht met telelens

Met een glas van hun favoriete Hongaarse rode wijn raken we verder in gesprek. Aanknopingspunt is de grappen die we vanmiddag maakten. Wij merkten op dat Trump langs de Highway 170 weinig muur meer hoeft te bouwen, want de wanden van de Rio Grande Canyons in Big Bend County zijn hoog genoeg. Waarop Jim zegt: “Ja, en de Canadezen hebben al aangekondigd dat zij een muur gaan bouwen aan de noordgrens van de USA als Trump wint.” We kijken verbaasd…”Om alle Amerikaanse immigranten tegen te houden. Wordt een massale uitstroom!” Lachen!
Jim gaat op Sanders stemmen omdat die de meeste aandacht heeft voor mensen aan de onderkant van de samenleving. Hij vraagt: “Jullie hebben door het minst florissante deel van de US gereisd, het Zuidoosten. Segregatie enzo. Heb je daar ook veel armoede gezien?” Ja, dat valt niet te ontkennen. Hoewel we nog geen beeld hebben van de rest natuurlijk. Jim leest ook veel. Hij vertelt over een sociologisch onderzoek waaruit je op kunt maken dat de meest geseculariseerde samenlevingen de minste armoede kennen, er minder criminaliteit is en er ook extreme verschillen zijn tussen rijke en arme groepen. Hij gelooft zelf wel in een soort hogere ‘orde’, noemt zich ook spiritueel, maar moet niks hebben van religie en de bijbehorende machtsstructuren.
Bertie heeft niks met politiek en ik schipper heen en weer tussen gesprekken met haar over de mooie natuur van Michigan en dat we absoluut bij hen langs moeten komen, en de discussie van Jim en Clemens over de gewenste politieke richting van Amerika.
Eind van de avond geven we hem nog een compliment: “Je bent de eerste die zo open over politiek praat.” Zijn antwoord, inclusief een dikke knipoog: “Well, I’m not religious!”







dinsdag 29 maart 2016

Vakantie op reis

Wat doe je op vakantie als je reist? Gister zijn we even naar Mexico getogen, maar voor mij is vakantie vieren vooral veel lezen…

Ik heb genoten van Alice Walker’s ‘The Color Purple’ (Pulitzer Prize). Bijna anderhalve maand geleden gekocht in Oxford, Mississippi, bij Squarebooks en nu, eindelijk, éindelijk uitgelezen. Twee hele dagen languit liggend onder een grote boom in Rio Grande Village (Big Bend); de laatste twintig pagina’s bij een lampje in de camper, met krekelmuziek…


In de boom een grote uil...

Alice Walker schrijft over het leven van een zwarte vrouw, Celie. Zij wordt als tiener bijna dagelijks door haar stiefvader verkracht, krijgt twee kinderen van hem, die de man aan andere zwarten verkoopt, en ook in het volwassen leven van Celie is huiselijk geweld heel lang normaal. Het verhaal van Celie speelt voor WOII maar is nog altijd weinig veranderd. En dan denk ik bijvoorbeeld aan de twee boeken die ik hiervoor heb gelezen: ‘De Keukenmeidenroman’ van Kathryn Stockett, met dezelfde thema’s, geweld, segregatie en armoede, geplaatst in de zestiger jaren van de vorige eeuw, en ‘Tussen de wereld en mij’ van Ta-Nehesi Coates, anno 2015.

Zat me af te vragen of ik nog verschil ervaar tussen de verhalen geschreven door respectievelijk een zwarte vrouw, een witte vrouw en een zwarte man. Maar ik heb de laatste twee in de Nederlandse vertaling gelezen. Dat maakt de vergelijking lastig. Wat ik wel weet is dit: vlak nadat ‘The Color Purple’ in 1983 uitkwam, heb ik boek geleend en geprobeerd te lezen. Lukte niet; niet vanwege de inhoud, al is het een keihard verhaal, maar vanwege het Southern dialect. En nu? We leven al een paar maanden tussen de ‘Southeners’ en ik ben al helemaal gewend geraakt aan niet uitgesproken lettergepen en specifieke accenten. Dat dialect maakt wel dat Celie’s brieven nog veel meer gaan leven dan Oates brief aan zijn zoon of Stockett’s verhalen van de hulpen.

Op mijn gemák oude kranten lezen valt ook onder de categorie vakantiebezigheden. Zelfs al zijn er veel nare en sommige volstrekt onbegrijpelijke berichten bij. Want hoe kan het zijn dat een legertje voetbalhooligans toestemming krijgt om in Brussel een vreedzame demonstratie op het herdenkingsplein te verstoren? En als er dan écht te weinig politiecapaciteit is, dat dan béide groepen geen vergunning krijgen? Wat is mij ontgaan dat dit absurd overkomt?
Ik heb, als voetbalanalfabeet, rustig de NRC-Special over Johan Cruyff doorgebladerd. Persoonlijk vind ik deze uitspraak van hem de meest filosofische: ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’. Doet me altijd denken aan de toegevoegde waarde van goeie docenten. Miste daarom aandacht voor de Johan Cruyff Academie in alle verhalen die ik heb gelezen…


Intussen komen de cactussen uit... 
Vakantie is ook: merken dat je altijd jezelf meeneemt: ik had me écht voorgenomen deze dagen m’n kledingskastje te reorganiseren, de boekenplank op orde te brengen en de nagels van m’n tenen weer eens te lakken. Maar in plaats daarvan heb ik alweer een volgend boek opengeslagen: ‘Mislaid’ van Nell Zink uit 2015. Had begin dit jaar, bij het verschijnen van de Nederlandse vertaling, een goeie recensie…


zondag 27 maart 2016

Boquillas en Bach in Big Bend Texas

Buiten waait een harde woestijnwind. Binnen genieten we van de Mattheus in mijn favoriete versie, die met John Eliot Gardiner als dirigent. Het is Paaszondag. We nemen even vakantie.

Sinds gistermiddag staan we op Rio Grande Village, een National Parkcampground in het zuidwesten van Big Bend, een camping overschaduwd door black brush, een soort acacia die heel goed zonder en maar ook heel goed mét water gedijt.



Rio Grande met International Ferry
 Dat het is gelukt om hier een plek te bemachtigen is een verhaal op zich…
“Laten we in elk geval even kíjken op de Rio Grande camping of je daar onder bomen kunt staan. En misschien is er toch wel een plek of kunnen we voor zondagavond iets reserveren….”
De ranger bij het Visitor Center heeft een advies: “Look for the campround host. As far as I know we had a few cancellations. May be there is one left…” Dus het klopt toch: wie het eerst komt wie het eerst maalt; gewoon de ‘campground full’-borden langs de weg negeren en de gok wagen…

De campgroundhost fietst rond, maar we vinden ‘m snel en ja, hij heeft nog een plek en wellicht ook voor onze vrienden… Onze vrienden dat zijn Steve en Marie Nycz, voor het eerst ontmoet bij een controlepost van de grenspolitie twee dagen geleden. We hebben hen tussen de middag in Mexico, bij Boquillas weer gezien en verteld over een RVpark net buiten Big Bend, waar wij zelf de afgelopen nacht hebben gestaan en, waar we vanavond opnieuw naar toe gaan omdat er de komende nacht ook niks vrij zou zijn. “Als jullie willen kook ik vanavond, linzensoep met kalkoen.” “Gezellig en ja graag! Wij hebben ook nog geen plek voor de komende nacht. Dan zien we elkaar weer in Study Butte.”…
Bob, de campgroundhost, gaat ons voor: 44 en 54 zijn vrij. Wel nú beslissen. Clemens zet snel onze bbq op de tafel van 44 en rijdt terug naar de parking bij de oversteek naar Boquillas, om een briefje op Steve’s voorruit te plakken. Bob haalt een zeil en een grote waterfles waarmee hij nummer 54 als ‘bezet’ markeert, “…and you may wait over there, under the trees behind my van.” Hij wijst me de weg naar een heel gezellig zitje onder de bomen: een donkergroene, ‘gevlochten’ metalen tafel met drie idem stoelen. Ik pak Alice Walker's ‘The Color Purple’ uit m’n tas en duim dat Steve & Marie nog niet terug zijn uit Boquillas…



Naar de waterkant van de Rio Grande

Even in Boquillas van een echte Mexicaanse lunch genieten is ook weer een verhaal apart en dat gaat zo: je parkeert bij de Amerikaanse douane aan de oever van de Rio Grande. “Als u zover bent loopt u naar de waterkant. Daar treft u een man met een roeiboot. Die brengt u Mexico, dat kost $ 5 per persoon. Dan neemt u een paard of een ezel naar Boquillas, of u loopt naar het dorp. In Boquillas gaat u eerst naar de Mexicaanse douane voor een visum van één dag. Daar betaalt u $ 2 voor. U kunt ook een gids nemen om u rond te leiden. Verder moet u er voor zorgen uiterlijk half zes weer bij de roeiboot te zijn en u mag geen drank en sigaretten invoeren. Hebt u nog vragen?” “Ja. Hoever is het lopen naar het dorp, sir?” “Just twenty minutes. Have a nice trip!”

Eerder hebben we al aan een ranger gevraagd wat haar favoriete restaurant is in Boquillas. “Falcon’s”, zegt ze zonder aarzelen. Blijkt tegenover het douanekantoor te liggen en aangezien het al half één is als we met een vers stempel in ons paspoort de withete weg op lopen, gaan we eerst lekker lunchen.


Kleurrijk restaurant in een stoffige omgeving

Clemens kiest een Burrito Grande. Dat lijkt mij ook wel wat, maar ik wil er geen ‘diet coke’ bij. Onder de rubriek ‘Cocktails’ op de kaart lees ik: ‘Michelada - choose your beer, with lime & Clamata.’ Clemens doet mee, hij neemt Indio, een donker bier, ik Carta Blanca. ‘Clamata’ is een soort tomatensap en de combi met citroen smaakt erg goed. De burrito’s ook.
 José Falcon heeft behalve een restaurant ook een winkel met dekens, manden, wandelstokken en hoeden. Helaas voor mijn schat zit zijn maat er niet tussen, want de hoeden kosten maar de helft van wat we eerder in Texas hebben gezien, en je zou deze arme gemeenschap met liefde nog wat inkomsten gunnen. Toch gaan we niet zover dat we armbandjes, steeklapjes of kleine beeldjes kopen van de tientallen kinderen die op je af snellen als je hier over de stoffige onverharde wegen rondwandelt. De uitdrukking ‘een wereld van verschil’ heb ik nog nooit eerder zo sterk ervaren: slechts twintig slagen roeien met de ‘international ferry’ over de Rio Grande…


Onze roeiende veerman

Clemens was gister overigens op tijd om Steve en Marie te waarschuwen. Tot laat in de avond hebben we gezellig zitten kletsen en van Steve talloze natuurtips voor New Mexico, Arizona en Utah gekregen. Hij kan het weten, want hij is zelf ranger.








vrijdag 25 maart 2016

Fate Bell Shelter, een cactustuin, dichte loketten en toch plekkie voor de nacht

Het beeld dat uitkijkt over de canyon waar we zo in afdalen is subliem: een shamaan houdt in zijn rechterhand een pijl en links heeft hij een zonnevanger met een vogel. De maker is Bill Worrell en het beeld heet ‘Maker of Peace’. Ik kijk gebiologeerd naar deze vredestichter. Wat zou ik daar ontzettend graag een levensgrote replica in m’n slaapkamer willen hebben!



Maker of Peace van Bill Worrell

Die vrolijke en inspirerende gedachte moet ik echter heel snel verdringen, want de afdaling en het geklauter in de canyon zelf vraagt al m’n aandacht. Ik haalde vanochtend m’n ouwe getrouwen Leki tevoorschijn, maar die blijkt kaduuk: het onderste deel laat zich niet meer vastdraaien. Gelukkig is daar Clemens’ hand om me over lastige stukken heen te helpen.


Uitzicht bij Fate Bell Shelter
Eenmaal in de Fate Bell Shelter blijkt hoe sterk de rotstekeningen door weer en wind worden aangetast. We zien slechts vage afbeeldingen van wat de eerste ontdekkers op foto’s hebben vastgelegd. Helaas heeft de ranger-on-duty er ook weinig aan toe te voegen: “We wil never know the stories they wanted to tell us.” Dat lijkt me logisch, en toch had ik verwacht meer over het archeologische onderzoek te horen, maar misschien is dat concurrentiegevoelig? Beneden is een team van een Shumla Researchteam bezig met een documentaire. Die organisatie meent dat de ‘murals’ verwijzen naar het culture ‘belief system’ van de vroegere Indiaanse bewoners langs de Pecos Rivier en heeft daar veel info over las ik in hun folder. Maar op de video gister vertelde de ranger toch ook veel meer? “Tsja…” zegt Clemens in reactie op mijn teleurstelling.


Sjamanen in conclaaf

 Een heel ander, grappig verhaal horen we een stuk verderop langs de US90, in het ‘Judge Roy Bean Museum’ in Langtry. Rechter Roy Bean is de verpersoonlijking van een legende getiteld ‘Law West of the Pecos’. Bean was niet alleen rechter. Hij had ook een kroeg waar spoorwegarbeiders konden verpozen en hield er bijzondere manieren van recht spreken op na. Als er een verdachte binnen werd gebracht, stelde hij een jury samen uit de aanwezige klanten en als je schuldig werd bevonden, liep je een grote kans dat de straf gelijk stond aan een rondje, of twee, voor de hele zaak. Goed voor Bean’s omzet; een schuldige ophangen is dat niet…
Het schijnt dat Bean z’n hele leven verliefd is geweest op actrice Lillie Langtry die hij ooit heeft zien optreden in San Antonio. Hij timmerde zelfs een huis voor haar dat hij ‘Theater’ noemde in de hoop dat ze ooit ‘ja’ zou zeggen op een van zijn vele uitnodigingsbrieven.
Er is een foto van Lillie op het balkon van een trein die in Langtry aankomt. Roy Bean is dan al overleden…
 
Naast het museum ligt een grote cactustuin. Daar kom ik erachter dat de Indianen voor alle planten in de woestijn, en dat zijn er toch heel veel, zowel bouwkundige als medicinale toepassingen kennen. Mooie windmolen ook. Die werden hier als bouwpakket aangeleverd in de tijd van rechter Roy Bean…

Global lead tree heet erg lekker te zijn

Ik dwaal zo lang door die cactustuin dat we te laat in Big Bend National Park aankomen. Het kantoor waar je een ‘permit’ haalt om door het park te rijden sluit om vier uur, maar we gokken op het Park Headquarters. Dat sluit om zes uur. Volgens ‘Xander’ van de TomTom arriveren we daar om 17.23 uur; moet lukken…
Voor het raam van Park Headquarters hangt een A4tje: kantoor gesloten om vijf uur, alle campgrounds vol, wellicht kunt u terecht in Terlingua of in Stillwell. Sh…
We kijken op de kaart ‘T’ en ‘S’ zijn allebei ongeveer even ver rijden en allebei goed voor $$$, duur dus. Bij ‘T’ in de buurt heb je wel drie alternatieven. Ik toets de eerste ‘T’ in…

Met nog 2,5 mijl te gaan naar die eerste ‘T’ zien we een bord langs de weg: RV $ 25 Free Wifi. Ziet er niet uit, maar wat geeft dat. ’t Is al laat genoeg en een superdure camping hoeft niet per sé.


Prima voor een nachtje...
Lang verhaal kort: Mike heet ons huggend welkom; Clemens onderhandelt, want we hebben geen water en elektra nodig; voor een tientje kunnen we een plek uitzoeken op het enorme lege terrein links van z’n woonhuis annex office met een vrolijke afbeelding van een zon en een maan. 
Alles bij elkaar: prima, we stáán gelukkig weer.